Stappenplan focuswoorden

SCORE streeft naar flexibel gebruik van woordcombinaties en het gebruik van grammaticale functies. Zonder idee van hoe men iemand kan begroeten of een eigen mening kan geven met behulp van een ondersteunend communicatiemiddel is het nog moeilijk om dit in verschillende situaties toe te passen.

Om zowel de OC-gebruiker als de begeleiders te helpen in dit proces, is het handig om te starten met slechts een paar woorden en stap voor stap nieuwe woorden en grammaticale vormen toe te voegen.

Gail van Tatenhove adviseert om een set van zo’n 150 doelwoorden vast te stellen die een kind zich eigen kan maken gedurende een langere periode.

Voor het stap voor stap leren gebruiken kan men focuswoorden gebruiken (Sachse/Willke, 2011): selecteer een aantal kernwoorden (maximaal 5-6). Kies woorden uit verschillende woordsoorten (van verschillende kleurcodes) en gebruik deze woorden vaker gedurende een bepaalde periode. Pas deze focuswoorden minimaal 6 weken toe voordat er bekeken wordt of het kind deze woorden beheerst en kan toepassen/combineren. Gewoon de focuswoorden modelleren gedurende 6 weken is al een grote ondersteuning voor de OC-gebruiker. Het komt vaak voor dat het kind pas een tijd later de gemodelleerde woorden zelf gaat toepassen in zijn of haar communicatie. Na 6 weken kan worden besloten om te blijven werken met deze focuswoorden of om nieuwe woorden te selecteren. Blijf niet oneindig hangen in het aanleren van 5 woorden en pas 5 nieuwe woorden op te starten als het kind de eerste 5 actief laat zien. Zo verloopt het immers in de normale spraak-taal ontwikkeling ook niet!

SCORE biedt de mogelijkheid om de focuswoorden extra te laten opvallen door er een dikker kader eromheen te plaatsen, zie Een dikker kader rond een vakje maken of verwijderen.

Het is ook nuttig om eens gedurende een aantal weken in te zoomen op een grammaticale functie. Deze kan eveneens worden voorzien van een dikker kader.

Het extra laten opvallen is niet alleen handig voor de OC-gebruiker maar ook voor de gesprekspartners. Iedereen weet dan vanzelf welke woorden extra aandacht nodig hebben.

Het is bij een stappenplan belangrijk dat één persoon dit coördineert en de focuswoorden aanstuurt. Dit moet altijd in overleg met betrokkenen zijn.

Hoeveel woorden worden gebruikt tijdens het modelleren hangt af van het kind en de situatie zelf. Gail van Tatenhove geeft als advies om 2-3 meer woorden toe te voegen aan wat het kind al zelf actief communiceert. Dus als het kind zegt ‘mama’ kun je daar aan toevoegen ‘ja, mama komt’.

Voorbeeld focuswoorden, zie ook de bijlage Stappenplan focuswoorden (uitgebreid):

Focuswoorden Opmerking Voorbeeld modelleren
ja, nee, komen, hier, mee De gesprekspartner is vrij om hier extra randwoorden aan toe te vinden zoals de naam van het kind, mama, papa, juf.

Mama komt

Ja, hier is papa

Nee, hondje moet hier komen

Auto, kom eens hier

Pop mee, mama mee, juf mee.

Op, ohoh, maken, nu/nou, zo Voeg afhankelijk van het spel extra randwoorden toe zoals rijden, auto, boe, vallen, hoog, boem.

De auto er op.

Rijden nu?

Auto vallen, ohoh.

Toren maken zo?

Blokje op, zo op.

Vallen nu? Ohoh gevallen.

Deze/die, dat/dit, kijken, is, daar Combineer met dingen als bal, pop, hond, poes, boek.

Die is daar.

Waar moet deze? Deze daar?

Kijk bal!

Bal is daar.

De woorden ja en nee komen tijdens elke volgende periode aan bod en worden altijd als focuswoord gezien.

Kinderen hebben vaak meer aandacht voor het einde van de zin. Plaats daarom focuswoorden vooral aan het eind van de zin zodat daar de nadruk op komt te liggen. Gebruik bij voorkeur de zin ‘de auto is daar’ in plaats van ‘daar is de auto’ als het focuswoord ‘daar’ is.

Ga bij het combineren van woorden ook uit van dit principe. Plaats dan de twee focuswoorden op het eind. Als het focuswoord ‘meer’ is, kun je combinaties uitlokken van ‘ik wil meer limonade’ of ‘ik wil meer snoepjes’.

Zegt het kind ‘ik speel gisteren’ geef dan een bevestiging in de juiste vorm ‘ja goed zo, jij zegt ‘ik speelde gisteren’. Dit hoef je ook niet extra op SCORE aan te wijzen, anders voelt het kind dat hij/zij continue wordt verbeterd. Dat gebeurt ook niet bij normaal sprekende kinderen.

Zorg dat de communicatie zo natuurlijk mogelijk blijft voelen. Ga niet oefenen in het aanwijzen van plaatjes of het formuleren van zinnen op verzoek. Modelleer en wees een voorbeeld. Lok daarnaast communicatie uit in functionele contexten door oefenmomenten te creëren.