Niveaus

Aan elk vakje in een communicatiekaart kan je tot drie informatieniveaus toewijzen. Elk niveau kan één of meer acties bevatten. Het label en de tekst kunnen verschillen per niveau, de afbeelding blijft per vakje dezelfde.

Je kan abstracte maar ook concrete verwijzers (symbolen) kiezen voor de niveaus. Bijvoorbeeld “naam” met als actie “ga naar niveau 2” is concreter dan alleen maar “niveau 2”.

Voorbeeld 1: onder niveau 2 zitten de namen van ik, jij en mama en onder niveau 3 zitten de adressen.

Voorbeeld 2: onder niveau 2 zitten zinnen (gevoelens) en onder niveau 3 zitten vragen (gevoelens).