Organisatie van de woordenschat

Tip: Je kan de grootte van de woordenschat aanpassen aan het niveau van de gebruiker, zie De grootte van de woordenschat instellen.

Hoog frequente woorden zijn gepositioneerd in het statische gedeelte rondom het dynamische blok. Deze woorden zijn ingedeeld per woordgroep en voorzien van een kleurcodering. Omdat lang niet alle hoogfrequente woorden op het scherm passen, zijn linktoetsen gemaakt naar een tweede laag. Bij de vraagwoorden staan bijvoorbeeld de 3 hoogst frequente woorden (waar-wat-wie) op het startscherm. Voor meer vraagwoorden kies je de linktoets met de drie puntjes: .... Hierna verschijnen de andere vraagwoorden in het dynamische blok.

Soms staan de woorden logisch geordend zoals de persoonlijke voornaamwoorden me-mij en je-jou. Meestal gebeurt de ordening echter alfabetisch, zoals te zien is bij de bijvoeglijke naamwoorden.

Figuur 1. Persoonlijke voornaamwoorden
Figuur 2. Bijvoegelijke naamwoorden

De randwoordenschat is geplaatst in het dynamische blok. Deze zijn ingedeeld naar categorie zoals lichaam en subcategorieën zoals lichaamsdelen, kleding, ziekte en slapen.

Binnen deze subcategorieën zijn niet alleen zelfstandige woorden zoals jurk en broek geplaatst, maar vind je bijpassende begrippen zoals aantrekken, lelijk en sociale uitdrukkingen als ‘je ziet er mooi uit’. Om deze begrippen snel te vinden is weer gewerkt met kleurcodering en alfabetische ordening. Bij de keuze van begrippen is gekeken naar functionele inzetbaarheid in de situatie en zodoende is het dynamische blok als een ‘sociaal script’ te gebruiken.

Figuur 3. Subcategorie kleren

Het duidelijkste voorbeeld van het sociaal script is te vinden bij de categorie kletsen. Dit is tevens het scherm wat je ziet bij het opstarten van SCORE. In deze categorie staan allerlei woorden en zinnen om gesprekken te starten en te sturen.

Figuur 4. Categorie Kletsen